N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Afgelopen zaterdag werd de tweejaarlijkse Matthijs Vermeulenprijs uitgereikt aan Pete Harden voor zijn compositie M.M. Deze prijs is, volgens de uitreikende overheidsinstantie het Fonds Podiumkunsten (FPK), de „belangrijkste Nederlandse compositieprijs” voor een „bijzonder werk […] op het terrein van de hedendaagse muziek”. Dat is een opmerkelijke bewering, gezien de samenstelling van de jury en de motivatie voor haar keuze.
De prijs is vernoemd naar Matthijs Vermeulen (1888-1967). Hij was een compromisloos componist, schreef vlijmscherpe muziekkritieken voor De Groene Amsterdammer en deed geen concessies om zijn eigen muziek gespeeld te krijgen. Een prijs die zijn naam draagt zou moeten gaan over muziek met eenzelfde onverzettelijkheid. In plaats daarvan lijkt de Matthijs Vermeulenprijs gelijkvormigheid te belonen. Al jaren functioneert dit eerbetoon niet naar behoren. Wel staat de prijs symbool voor een veel grotere beweging van vervlakking in de hedendaagse muzieksector.
De samenstelling van de jury vormt een eerste probleem. Naast een aantal onafhankelijke en capabele mensen, hebben ook de zendermanager van het notoir conservatieve NPO Klassiek en de directeur van het festival Wonderfeel zitting in de jury. Die organisaties hebben een agenda. Of de juryleden daarnaar handelen of niet, het gevaar dat programmering, verkoopcijfers en publieksaantallen meespelen in de beoordeling ligt op de loer. Dat suggereert ook het juryrapport over de compositie van Harden.
Publieksbereik
„De muziek spreekt de luisteraar direct aan,” schrijft de jury, „mede door de verbinding van elementen uit verschillende muziekgenres. Hierdoor is het werk ook toegankelijk voor een breder publiek dan de gebruikelijke liefhebber en kenner van hedendaagse muziek.”
Met aansprekende muziek is niks mis. Wel met de achterliggende beweegredenen van de jury, die bepaalt hoe muziek moet aanspreken, en dat meeweegt in haar beoordeling van een prijs die bedoeld is voor „bijzonder werk”. Bij monde van de jury suggereert het FPK dat hedendaagse muziek toegankelijk moet zijn. Aan het woord, let wel, is een overheidsinstantie. Het gaat hier over zichtbaarheid, schaalvergroting en publieksbereik, niet over muziek. De „grote verantwoordelijkheid” van het FPK is, volgens de site, „het stimuleren van dynamiek en vernieuwing binnen de podiumkunsten.” Dit fonds doet alles behalve dat.
Muziek die bijzonder is, is per definitie ongewoon, omdat ze afwijkt van muziek die we al kennen. Een prijs geven aan een compositie die aanspreekt, juist omdat ze herkenbaar is door het gebruik van bestaande muziekgenres, slaat de plank mis. De muziek waar deze prijs zich op beweert te richten, opent altijd een onbekende wereld. Of je je daar thuis voelt is een ander verhaal. Herkenbaarheid van muziek, dus imitatie, kan geen graadmeter zijn voor een prijs die muziek bevordert die daarvan afwijkt.
Luisteraars denken niet in termen van toegankelijkheid. Alle muziek is toegankelijk. Voor iedereen. Je hoeft alleen je oren te openen. Dat vereist soms enige welwillendheid, maar het resultaat is een waanzinnige rijkdom aan klank. Doen alsof dat niet zo is, door dergelijke termen te hanteren, is een daad van agressie naar de muziek. Toegankelijkheid gaat voor het FPK over publieksaantallen, niet over artistieke kwaliteit. De jury koppelt ‘toegankelijk’ aan wat herkenbaar is. Herkenbaar is wat al bestaat. Nieuwe muziek, of nieuwe kunst in het algemeen, gaat over dat wat nog niet bestaat. Het FPK weet klaarblijkelijk niet hoe het het onbekende moet benoemen en beoordelen. Dit juryrapport doet niets anders dan verschil gelijkstellen: egaliseren. Hoe platter iets is, hoe eenvoudiger de massa toestroomt.
Lees ook dit interview: Componist Pete Harden ontvangt prijs voor beste compositie van het jaar
Tot slot zondert de jury „de gebruikelijke liefhebber en kenner van hedendaagse muziek” af. Waarom? Omdat deze groep te klein is.
Hierdoor creëert het FPK, samen met een hele reeks andere muziekbeleidsmakers, een fictieve publiekscategorie naast al bestaande oprecht geïnteresseerde luisteraars. Namelijk: het publiek dat niet zomaar naar hedendaags gecomponeerde muziek komt. Dit fictieve bredere publiek moet worden binnengeleid, niet door het te informeren over, of te confronteren met een overdonderende veelheid aan prachtige muziek. Nee, dit publiek wordt geminacht, door het te behandelen alsof het die vermeend ontoegankelijke muziek niet begrijpt.
Herkenbaar is wat al bestaat. Nieuwe muziek gaat over dat wat nog niet bestaat
Zo ontstaat een archetype van een publiek dat niet bestaat, maar waar de hedendaagse muzieksector wel voor programmeert. Een afgodsbeeld van de schaalvergroting waar programmeurs, artistiek directeuren en fondsen omheen dansen om hun zelfopgelegde beleid te belijden. Ondertussen wordt de muziek vertrapt onder valse voorwendselen die niks met haar van doen hebben. De Matthijs Vermeulenprijs is weinig meer dan een offer aan een niet bestaande godheid.
Het enige dat ons luisteraars nog rest is luisteren naar muziek. Dan verdwijnen alle vooroordelen sneller dan dergelijke instanties ons kunnen influisteren. Alles dat is platgeslagen krijgt vanzelf weer reliëf, want in muziek toont verschil zich in volle glorie. Ze is uiterst kwetsbaar, maar ongelofelijk krachtig als ze klinkt. Wij hoeven alleen te vertrouwen op onze oren.